Tot priester gewijd: 6 juni 1857 (bidprentje). Professor in het Fratershuis te Tilburg (9 juni 1857), kapelaan te Stratum (25 april 1864), professor aan het groot-seminarie te Haaren (19 september 1865), diocesaan directeur van het genootschap der H. Kindsheid (24 september 1869), kanunnik van het kathedraal kapittel van het bisdom 's-Hertogenbosch (9 november 1884); vicaris-generaal van het bisdom en tevens directeur der Liefdezusters, dochters van Maria en Jozeph te 's-Hertogenbosch en provisor in spiritualibus van het seminarie (16 april 1887); lid (14 juni 1887) resp. president (1 augustus 1893) der commissie van beheer voor het Instituut voor Doofstommen te Sint Michiels-Gestel; Vicaris-Capitulaar van het bisdom na den dood van mgr. Godschalk (7 januari 1892); deken van 's-Hertogenbosch (7 augustus 1892). Daarnaast: Huisprelaat van Z.H. den Paus (21 juli 1893), Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw (september 1898). |
J. Heeren, Biografisch Woordenboek van Helmond () 138-139
L. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, II (1872) 199; V (1876) 695
Ch.C.V. Verreyt, 'Aantekeeningen betrekkelijk Noord-Brabantsche R.K. Geestelijken' in: Taxandria XXVI (1919) 168